Voor een omschrijving van de culturele beroepspraktijk is het van belang om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de omvang van de arbeidsmarkt. Er worden verschillende methoden gebruikt om deze in kaart te brengen, die elk verschillende inzichten leveren. Zo worden in de Monitor Creatieve Industrie (MCI) het aantal banen en het aantal bedrijfsvestigingen vermeld, waarbij ook bedrijven met maar één werknemer, oftewel de zzp’er, zijn meegenomen. Uit die gegevens bleek dat het aantal bedrijfsvestigingen harder steeg dan het aantal banen, waaruit we kunnen opmaken dat het gemiddelde aantal banen per vestiging daalde en er dus schaalverkleining optrad. In deze ontwikkeling speelde de snelle stijging van het aantal zzp’ers in de sector een grote rol (Rutten et al. 2020).
De omvang van de arbeid – het aantal uren dat er aan werk beschikbaar is – werd echter niet gegeven. Dit komt wel terug in de statistieken die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over culturele werkgelegenheid publiceert, maar dan alleen voor het aantal banen voor werknemers. Waar de MCI het aantal banen in totaliteit geeft, dus inclusief arbeidsplaatsen die door zzp’ers worden gevuld, splitst het CBS de gegevens op in banen voor werknemers en zelfstandigen. Over de hoeveelheid werk die de zelfstandigen binnen deze bron verrichten, zijn echter geen gegevens opgenomen. Hoeveel werk er naast de werknemers werd verricht door zelfstandigen is uit de cijfers van het CBS dan ook niet op te maken (CBS 2021b).
Aantal banen en zelfstandigen
De overeenkomst tussen beide bronnen is dat ze een stijging toonde in zowel het aantal banen en – in veel grotere mate – het aantal zzp’ers in de culturele en creatieve sector sinds ten minste 2010.
De MCI toonde een stijging in het totaal aantal banen, die in hevigheid wordt overklast door de stijging in het aantal vestigingen. Dit duidt op de hiervoor al genoemde schaalverkleining. In 2018 was de gemiddelde bedrijfsgrootte binnen de creatieve industrie voor het eerst kleiner dan twee banen en werd 46 procent van de banen ingevuld door zelfstandigen – hetgeen in 2008 nog een kwart was (Rutten et al. 2019).
Uit de Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep 2021 werd duidelijk dat in de periode 2017/2019 gemiddeld 57 procent van de kunstenaars in Nederland als zelfstandige zonder personeel werkte. Van alle werkenden was dit in dezelfde periode 12 procent (CBS 2021a).
In andere cijfers van het CBS is te zien dat bij sommige onderdelen van de sector de verschuiving in werkgelegenheid van banen voor werknemers naar zelfstandigen groter was dan bij andere. De hoeveelheid uren die is meeverhuisd naar deze zelfstandigen is echter moeilijk in te schatten. Tegelijkertijd waren tussen 2010 en 2018 het aantal werkenden in de sector dat meerdere banen en/of andere werkzaamheden combineert (multiple job holding) toegenomen. Daarbij was vooral het type multiple job holders toegenomen dat een baan in loondienst combineert met activiteiten als zelfstandige, waarbij één van beide buiten de creatieve industrie valt. Eind 2018 was dit zelfs veruit het meest voorkomende type (Been et al. 2021a). Deze constateringen over multiple job holding maakten het niet aannemelijk dat het aantal beschikbare uren aan arbeid in gelijke mate meeverhuist van de aanwezige banen naar het groeiend aantal zelfstandigen. Alles tezamen bevestigde de cijfers het beeld van een culturele arbeidsmarkt die in vergaande mate is geïndividualiseerd en geflexibiliseerd (R. Brom, 2021).